ZMA – verzorgd door Felicia Dekkers
De cyclus opent met een Zondag-Morgen-Anders in samenwerking met de bezinningsgroep en wordt verzorgd door Felicia Dekkers.
De drie zondagen daarna lezen we passages uit haar werk. Alleen de eerste behoeft een korte toelichting: de vraag waarop zij reflecteert – is God een vrouw? – ontleende zij aan een enquête die in die dagen rondging.
Felicia Dekkers studeerde Nederlands met kunstgeschiedenis en later theologie. Vanaf 1997 was zij een aantal jaren verbonden aan de programmacommissie van Gods Werkhof. Sinds 2000 werkt zij voor Uitgeverij Abdij van Berne (Berne Media) als redacteur. Vanuit Beeldzin verzorgt zij studiedagen en lezingen in kloosters, bij allerlei groepen en voor de HOVO. Uitgangspunt is steeds hoe kunst en literatuur de ervaring van zingeving kunnen verdiepen. In 2017 schreef zij het boek: Franciscus, Sacro Monte en het Ortameer, o.a. over een pelgrimsplek rond Franciscus van Assisi in Noord-Italië.
Dorothee Sölle: een weg van visioen en verzet
Gedachten voor déze tijd…
‘Ik zal niet geloven in het recht van de sterkste,
in de taal van eigenbelang,
in de macht van machtigen. (…)
Maar ik wil geloven dat alle mensen mensen zijn,
dat de orde van de macht en het onrecht,
wanorde is.’
Bij Dorothee Sölle denk je aan verzet maar ook aan een mystiek. Ik zie haar daarnaast vooral als een mens met een visie of beter nog als een vrouw met een visioen. Zou ze vroeger in Bijbelse tijden een profetes genoemd zijn? Ze veroorzaakte met haar uitspraken en haar handelen overal een zekere ongemakkelijkheid: aan de universiteit, in de kerkelijke wereld en bij de linkse politiek. Nu nog steeds, bijna 16 jaar na haar dood, kan ze ons doen wakker schrikken, bewust maken van wat er gaande is. Wat was haar visioen? En hoe hangen mystiek, verzet en het visioen samen in haar leven en haar werk?
In deze viering zullen we aan de hand van haar teksten, beeldmateriaal en enkele liederen proberen dichter bij haar leven en gepassioneerde denken te komen, opdat aannemelijk wordt waarin haar actualiteit en inspiratie ligt voor déze tijd.
Over Dorothee Sölle
Dorothee Nipperdey (Keulen 1929 – Göppingen 2003) werd geboren in een vrijzinnig protestants gezin, waarin kunst en filosofie hoog stonden aangeschreven. Zij begon een studie klassieke talen en filosofie. Na twee jaar stapte zij over op theologie, met de bedoeling om de waarheid te vinden. Haar liberale vader vond dat maar onzin.
De volle omvang van het geweld en de terreur door Nazi-Duitsland maakte een onuitwisbare indruk op haar en vervulde haar met weerzin, schaamte en een levenslang schuldgevoel. Zij ontwikkelde zich tot een radicale en activistische vredestheologe die invloed had op het denken over oorlog en vrede. Zij schroomde niet te provoceren werd tevens een pionier van de politieke theologie en de bevrijdingstheologie.
Zij trouwde met Dietrich Sölle, kreeg een zoon en twee dochters en werd kostwinnaar. Tegen haar zin werd het huwelijk in 1964 ontbonden. Met haar tweede echtgenoot, de uitgetreden benedictijner monnik Stefan Steffensky, startte zij in 1968 in Keulen het oecumenische Politiek Avondgebed.
In de moeilijke periode rond haar scheiding zag zij kans haar theologische grondwerk te schrijven: Plaatsbekleding, 1965. Dit boek riep onmiddellijk weerstand op onder mannelijke kerkelijke theologen, die het te vrijzinnig en en te weinig vroom vonden. Ook haar Habilitationsschrift, getiteld Realization (1971) stuitte op verzet bij het universitaire establisment. Nooit kreeg zij een vaste aanstelling aan een Duitse universiteit. Zij zette zich te sterk af tegen de mannelijke academische theologie en liet geen moment vorobij gaan om te benadrukken dat deze theologie zich niet bezig houdt met wat er werkelijk in de wereld gebeurt en met wat er leeft onder gewone mensen. Tijdens haar hoogleraarschap in de Verenigde Staten bleef zij haar theologisch werk consequent vanuit deze positie bedrijven. Vanuit haar vrouw-zijn nam zij het op voor de door mannen uitgebuite aarde. Zij was een van de eerste feministische en ecologische theologen.
In de jaren tachtig en negentig zette zij zich vooral in voor ontwapening en vrede, streed tegen globalisering en armoede, riep op tot zorg voor vluchtelingen en illegalen. In contacten met de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologen zag ze grote mogelijkheden om christelijke spiritualiteit te verbinden met sociaal activisme.
Haar zoektocht naar een andere taal en een andere manier van omgaan met de wereld en met God oriënteerde haar op de mystiek, die zij opnieuw doordacht en verwoordde. In De heenreis (1975) stelt zij dat mystiek in wezen gelijk is aan Godsverlangen. Het is de heenreis naar het eigen innerlijk, die onlosmakelijk verbonden is met de terugreis naar de werkelijkheid van alledag. In 1997 verscheen Mystiek en verzet, een mystieke synthese van heel haar theologisch denken. Als ondertitel gaf zij mee: Gij stil geschreeuw. Dat was God voor haar.